Snij het vlees in blokjes. Smeer in met de assem en laat even staan. Maak de boemboe. Maal daarvoor in een tjobek (een Indonesische vijzel) of in de keukenmachine of cutter de sambal oelek (of lomboks), kemiri, knoflook, ui, laos, djahé en koenjit tot een pasta. Als je een tjobek gebruikt, zou ik de ui en knoflook wel eerst fijnsnijden.
Doe een ruime hoeveelheid olie in een pan met dikke bodem en laat goed heet worden. Schroei het vlees hierin aan en doe dit eventueel in etappes, zodat de pan niet teveel afkoelt. Schep het vlees uit de pan en zet even apart.
Fruit in dezelfde pan nu de boemboe (de kruidenpasta van stap 2) flink aan. Voeg het vlees weer toe aan de pan en bak even mee. Voeg het water en de melk toe en het blok santen. Laat het blok santen oplossen. Voeg de gula djawa, sereh, salam en djeroek poeroet toe en breng aan de kook.
Laat de rendang 2 1/2 à 3 uur stoven. Schep elke twintig minuten om. Na twee uur kun je proeven en het gerecht op smaak brengen met peper en zout.
Je kunt, wanneer je vindt dat het teveel inkookt, wat water toevoegen. Je kunt twintig minuten van te voren de rendang droog laten stoven. Als je een nattere rendang wilt, kun je de pan wanneer de saus de juiste consistentie heeft in de oven op 100 graden verder laten stoven. En dan is het eindelijk klaar! Serveren met gestoomde pandanrijst, komkommer en eventuele garneringen. Selamat makan!